Dit maal twee gedichten van de literaire vernieuwers Paul van Ostaijen en Paul Rodenko.
Paul van Ostaijen is geboren in 1896 in Antwerpen en stierf al op 32-jarige leeftijd. Tijdens zijn leven was hij een omstreden man: te modern, te uitheems, te gelijkhebberig. Pas lang na zijn dood ontdekten de vijftigers, met name Hugo Claus en Louis Paul Boon, de kracht van zijn werk. Sindsdien zijn m.n. zijn gedichten in vele talen vertaald. Lees meer over de avantgardist Paul van Ostaijen in het interessante blog https://www.hebban.nl/spot/literatuurclub/nieuws/lees-dit-lied-met-zingende-dansende-woorden-van-paul-van-ostaijen.
Dit is het eerste couplet van het Februarie-gedicht
Februarie
Dat is het eerste van de lente in de havenstad: een volle bries van de stroom,
zo vol als het gelaat van een boerejongen die in een mondharmonika blaast,
een bries die over de stad vaart en even onvermoeid is als die dorpsmuziekant.
De wind die de eerste maal dit jaar een zelfstandige vreugde heeft gevonden.
Enkel wind te zijn, tomeloos, mateloos, ongebonden.
Wind te zijn, te waaien in de boom,
in al de bomen. Geen enkele vertoont groen
en toch is geen enkele nog winterdood. Tijd van de blijde boodschap,
zelfstandige tijd die en eigen leven scheppen gaat:
een eigen geboorte, een eigen leven, oogst en dood.
Wind te zijn; de kerktorens, de oude heksen, te buigen, te dwingen tot kinderspel.
Wind te zijn even dwaas tegenover de jonkvrouwelike katedraal.
En zó’n goddelik genot met de ernst te zwetsen:
de hoed van een parlementslid vijftig meter ver te dragen
Of legendaries akelig te doen achter schilden en uithangborden!
uit: Paul van Ostaaijen, Ik en de stad (Het Sienjaal, 1918)
Paul Rodenko (1920-1976) heeft vele essays gewijd aan de experimentele poëzie en heeft zo ervoor gezorgd dat de vernieuwende Beweging van Vijftig in de Nederlandse poëzie in steeds bredere kring werd geaccepteerd. Hij was een dichter die surrealistische beeldspraak gebruikt. Wie meer hierover wil weten, adviseer ik het artikel van Paul Claes te lezen ( https://www.dbnl.org/tekst/_ons003200701_01/_ons003200701_01_0059.php). Zijn gedichten zijn in 1975 verzameld onder de titel ‘Orensnijder Tulpensnijder’. Van het gedicht Februarizon hieronder zegt Paul Claes dat het in de voetsporen loopt van Februarie van Paul van Ostaaijen.
Februarizon
Weer gaat de wereld als een meisjeskamer open
het straatgebeuren zeilt uit witte verten aan
arbeiders bouwen met aluinen handen aan
een raamloos huis van trappen en piano's.
De populieren werpen met een schoolse nijging
elkaar een bal vol vogelstemmen toe
en héél hoog schildert een onzichtbaar vliegtuig
helblauwe bloemen op helblauwe zijde.
De zon speelt aan mijn voeten als een ernstig kind.
Ik draag het donzen masker van
de eerste lentewind.
Uit: Podium (1950)

Paul van Ostaaijen (1896-1928)

Paul Rodenko (1920-1976)

Uitgever: Uitgeverij De Harmonie, ISBN: 9789061690597
Reactie plaatsen
Reacties